Brandmeldinstallaties

Wanneer is een brandmeldinstallatie verplicht? Indien een bouwwerk aan de criteria en waarbij de grenswaarden worden overschreden volgens de tabel (1e lid) van het artikel 6.20 van het bouwbesluit dient er een brandmeldinstallatie te worden aangebracht. De omvang van de brandmeldinstallatie is afhankelijk van verschillende factoren:

 

  • Het gebruik van het bouwwerk (dit wordt gedefinieerd in verschillende gebruiksfuncties);
  • De hoogte van het gebouw in relatie tot de gebruiksfunctie;
  • De oppervlakte.

 

Hierbij geldt dat de brandmeldinstallatie aangebracht dient te worden in het gehele brandcompartiment waarop op basis van het bouwbesluit een brandmeldinstallatie vereist is.

 

Doel

 

Een brandmeldinstallatie in een bouwwerk heeft als doel een beginnende brand in een vroeg stadium te ontdekken, lokaliseren en te signaleren. Hiermee kan vroegtijdig gestart worden met de bestrijding van de brand. Door een vroegtijdige detectie kan een grote brand voorkomen worden zodat tijdig de nodige maatregelen genomen kunnen worden om zo mens, dier, inventaris, gebouw en milieu in veiligheid te stellen.

Wanneer een (beginnende) brand wordt gedetecteerd zal er automatisch worden gestart van een ontruiming van de aanwezige personen welke zich bevinden binnen de alarmeringszone zodat deze tijdig en gestructureerd het bouwwerk kunnen verlaten.

 

Opbouw

 

De brandmeldinstallatie bestaat uit verschillende componenten welke op elkaar zijn afgestemd voor een goede en betrouwbare werking.

 

De brandmeldcentrale is het “hart” van de installatie. Op de brandmeldcentrale zijn alle noodzakelijke componenten aangesloten middels een ringlustechniek of op basis van een conventionele techniek waarbij de ringlustechniek meer betrouwbaarheid biedt op de bedrijfzekerheid van het systeem. Op de inkomendezijde van de brandmeldcentrale worden automatische melders, handbrandmelders of externe melders aangesloten (bijvoorbeeld meldingen vanuit de sprinklerinstallatie). Op de uitgaandezijde van de brandmeldcentrale worden bijvoorbeeld, stuurmodules ten behoeve van het aansturen van brandbeveiligingsinstallaties, slow-whoops, flitsers of een combinatie hiervan, doormelding brand en / of storing aangesloten om zo de veiligheid te vergroten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het sturen van brandwerendedeuren tussen verschillende (sub)brandcompartimenten, het sturen van de luchtbehandelingsinstallatie of het sturen van liften etc. Een goede afstemming van inkomende- en uitgaandesignalen is hierbij essentieel zodat er tijdig de juiste en noodzakelijke maatregelen getroffen kunnen worden door de interne- en externeorganisatie. Bij het in alarmkomen van de ontruimingsalarminstallatie worden de aanwezige personen geattendeerd op een calamiteit, (dit kan bijvoorbeeld ook een bommelding zijn). De interne BHVorganisatie zal alle noodzakelijke stappen ondernemen welke zijn opgenomen in het bedrijfsnoodplan (ook wel BHVplan genoemd). Dit zou bijvoorbeeld kunnen zijn het assisteren van de gealarmeerde brandbestrijdingsorganisatie.

 

Een goed beheer van de installatie is van essensiteel belang voor een goede afstemming tussen BIO. De afkorting BIO staat voor Bouwkundig, Installatie, Organisatie, een goede afstemming van deze drie elementen is van groot belang voor een goede brandbeveliging binnen een bouwwerk.

 

In het beginstadium dient er een PvE (Programma van Eisen) te worden opgesteld waarin omschreven staat hoe de installatie opgebouwd dient te worden waarmee aan de minimale eisen wordt voldaan welke van toepassing zijn op het bouwwerk. Met het opstellen van deze uitgangspunten wordt vastgelegd hoe de installatie ontwerpen dient te worden waarbij rekening gehouden wordt met alle mogelijke negatieve invloeden van buitenaf. Bij het opstellen van het PvE wordt gebruik gemaakt van een tal van normen en wetten, denk hierbij aan, aan onder andere, NEN2535 (met de EN54 reeks), NEN1010, NPR 2576 NEN2654-1, het bouwbesluit. In het PvE mogen door de eisende partijen (veelal zijn dit gemeente, verzekeraar en gebruiker en / of eigenaar) extra beveiligingsmaatregelen worden opgenomen om zo de veiligheid voor mens, dier, inventaris, gebouw en milieu te vergroten. 

 

Omvang verschillende soorten brandmeldinstallatie

 

De omvang van de vorm van bewaking van de brandmeldinstallatie wordt bepaald door verschillende factoren. Deze factoren staan omschreven in het bouwbesluit.

 

De verschillende vormen van omvang zijn:

 

  • Volledige bewaking;
  • Onder volledige bewaking wordt verstaan een bewakingsomvang waarbij, behalve de noodzakelijke handbrandmelders, alle ruimten in het gehele gebouw zijn voorzien van minimaal 1 automatische brandmelder.
  • Gedeeltelijke bewaking;
  • Onder gedeeltelijke bewaking wordt verstaan een bewakingsomvang waarbij behalve de noodzakelijke handbrandmelders, automatische brandmelders zijn aangebracht in de verkeersroute en de in aanmerking komende ruimten met een verhoogd risico voor het ontstaan van brand.
  • Ruimte bewaking in relatie tot het bewaken van een specifieke ruimte;
  • Onder ruimte bewaking in relatie tot het bewaken van een specifieke ruimte wordt verstaan dat in een specifieke ruimte(n) automatische- en / of handbrandmelders zijn aangebracht
  • Ruimte bewaking in relatie tot ontvluchten bij samenvallende vluchtwegen;
  • Onder ruimte bewaking tot ontvluchten wordt verstaan een bewakingsomvang waarbij alleen in een bepaalde ruimte of ruimten de noodzakelijke automatische brandmelders zijn aangebracht. Deze vorm van bewaking is vereist indien een alarmering van aanwezige personen wordt verlangd in verband met beperkte vluchtmogelijkheden vanuit de uitgang van een verblijfsruimte slechts in één richting kan worden gevlucht.
  • Objectbewaking;
  • Onder objectbewaking wordt verstaan een bewakingsomvang waarbij een bepaald object in een ruimte (denk hierbij aan machines, schakelkasten etc.) met automatische brandmelders wordt beveiligd.
  • Niet-automatische bewaking;
  • Onder niet-automatische bewaking wordt verstaan een brandmeldinstallatie waarbij alleen handbrandmelders zijn aangebracht

 

Het is mogelijk dat zich binnen het bouwwerk combinaties van verschillende vormen van bewakings-omvangen mogelijk per brandcompartiment is de zwaarste eis leidend.

 

Ontruimingsalarminstallaties

Wanneer is een ontruimingsalarminstallatie verplicht? Indien een bouwwerk aan de criteria en waarbij de grenswaarden worden overschreden volgens de tabel (1e lid) van het artikel 6.20 van het bouwbesluit dient er een brandmeldinstallatie te worden aangebracht. Als gevolg hiervan dient volgens de tabel (1e lid) van het artikel 6.23 een ontruimingsalarminstallatie te worden aangebracht. In het artikel staat onder andere omschreven dat de ontruimingsalarminstallatie dient te voldoen aan de NEN2575. Door de aanwezigheid van de ontruimingsalarminstallatie dient door de eigenaar / gebruiker een ontruimingsplan te worden opgesteld waarin de te nemen maatregelen omschreven staan bij het in alarm komen van de ontruimingsalarminstallatie.

 

Doel

 

Het doel van een ontruimingsalarminstallatie is om bij een calamiteit (brandmelding, bommelding, terroristische dreiging etc.) waarbij een ontruiming van de aanwezige personen binnen het bouwwerk gewenst is dit op een tijdige, éénduidige manier te laten plaats vinden zodat een ieder veilig het bouwwerk kan verlaten.

 

Er zijn verschillende soorten van ontruimingsalarminstallaties waarbij de “luid alarm” installatie (slow-whoop signaal mogelijk gecombineerd met een gesproken woord) de meest voorkomende installatie betreft. In sommige gevallen is het ongewenst om een luid alarm te generen om bijvoorbeeld paniek te voorkomen, denk hierbij aan een cellen complex, een ziekenhuis etc. hierbij wordt gekozen voor een vorm van “stil alarm” (bijvoorbeeld pieper systeem). Om een eenduidige ontruiming te kunnen laten plaats vinden kan het in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn om verschillende alarmeringszones binnen het bouwwerk aan te brengen om zo paniek te voorkomen zodat een gestructureerde ontruiming kan plaats vinden. Ook is het mogelijk om een combinatie van deze twee soorten van ontruimingsalarminstallaties aan te brengen binnen hetzelfde bouwwerk.

 

In het beginstadium dient er een PvE (Programma van Eisen) te worden opgesteld waarin omschreven staat hoe de installatie opgebouwd dient te worden waarmee aan de minimale eisen wordt voldaan welke van toepassing zijn op het bouwwerk. Met het opstellen van deze uitgangspunten wordt vastgelegd hoe de installatie ontwerpen dient te worden waarbij rekening gehouden wordt met alle mogelijke negatieve invloeden van buitenaf. Bij het opstellen van het PvE wordt gebruik gemaakt van een tal van normen en wetten, denk hierbij aan, aan onder andere, NEN2535 (met de EN54 reeks), NEN 2575-1 t/m NEN 2575-5, NEN1010, NPR 2576 NEN2654-2, het bouwbesluit. In het PvE mogen door de eisende partijen (veelal zijn dit gemeente, verzekeraar en gebruiker en / of eigenaar) extra beveiligingsmaatregelen worden opgenomen om zo de veiligheid voor mens, dier, inventaris, gebouw en milieu te vergroten.

 

Verschillende soorten van ontruimingsalarminstallaties

 

NEN2575-1 Inleiding

  • Hierin worden de vormen van ontruiming in omschreven.

NEN2575-2 Type-A

  • Een luidalarminstallatie type A wordt ontworpen als een ontruimingsalarminstallatie met gesproken berichten. De daarbij toe te passen combinatie van toonsignaal en gesproken bericht. Dit type systeem kan en mag gecombineerd worden met bijvoorbeeld een muziekinstallatie.

NEN2575-3 Type-B

  • Een luidalarminstallatie type B wordt ontworpen als een ontruimingsalarminstallatie die in een brandmeldinstallatie is geïntegreerd, of met een brandmeldinstallatie is gecombineerd.

NEN2575-4 Stil alarm, draadloos

  • Bij een stilalarm via een draadloze stilalarminstallatie wordt automatisch een geselecteerde groep personen (stilalarmgroep) gewaarschuwd door het geven van een akoestisch en optisch signaal op twee of meer draagbare ontvangers.

NEN2575-5 Stil alarm, attentiepanelen

  • Bij een stilalarminstallatie met attentiepanelen op geselecteerde plaatsen, wordt automatisch door een akoestisch en optisch signaal alleen een alarm gegeven op attentiepanelen die op geselecteerde plaatsen zijn geplaatst. De gebruiker moet er voor zorgdragen dat op een alarmmelding altijd direct direct kan worden gereageerd door een adequate alarmorganisatie. Dit moet zijn vastgelegd in het ontruimingsplan.

 

Het activeren van de ontruimingsalarminstallatie zal plaatsen vinden door de handbrandmelders, automatische melders, een externe melders (sprinkler-, blusgas-, schuimblus-, of gasdetectieinstallatie) of door het bedienen van het ontruimingsbedieningspaneel. Het activeren van de ontruimingsalarminstallatie doormiddel van handbrandmelders of door het bedienen van het ontruimingsbedieningspaneel zijn bedrijfszekere meldingen met weinig of geen ongewenste- of onechtemeldingen dit in tegenstelling tot de activatie vanuit automatische brandmelders welke gevoeliger zijn voor invloeden van buiten af. Om die reden wordt er veelal gekozen om de ontruimingsalarminstallatie niet te laten activeren (in geval van samenvallende vluchtroutes is het verplicht de ontruiming te activeren) door middel van de automatische brandmelders. Dit heeft de reden (dat heeft de ervaring ons immers geleerd) dat wanneer de ontruimingsalarminstallatie vaak wordt geactiveerd er slecht of zelfs helemaal niet op wordt gereageerd met alle mogelijke gevolgen van dien. 

 


 

 

©Auteursrecht. Alle rechten voorbehouden.

We hebben je toestemming nodig om de vertalingen te laden

Om de inhoud van de website te vertalen gebruiken we een externe dienstverlener, die mogelijk gegevens over je activiteiten verzamelt. Lees het privacybeleid van de dienst en accepteer dit, om de vertalingen te bekijken.